-
1 in overeenstemming brengen met
in overeenstemming brengen metbring into line with, harmonize/reconcile withVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in overeenstemming brengen met
-
2 in overeenstemming brengen met
v. square with, adjust to, modulate -
3 zaken met elkaar in overeenstemming brengen
zaken met elkaar in overeenstemming brengenDeens-Russisch woordenboek > zaken met elkaar in overeenstemming brengen
-
4 woorden met daden in overeenstemming brengen
woorden met daden in overeenstemming brengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > woorden met daden in overeenstemming brengen
-
5 overeenstemming
2 [eensgezindheid] agreement♦voorbeelden:1 volledige overeenstemming • total conformity, complete agreementin overeenstemming met zijn principes handelen • act according to one's principlesin overeenstemming met • in accordance/keeping within overeenstemming brengen met • bring into line with, harmonize/reconcile withniet in overeenstemming met • out of line/keeping with, inconsistent withwoorden met daden in overeenstemming brengen • match words to actionsde beschrijving is niet in overeenstemming met de feiten • the description is not consistent with the factsniet in overeenstemming met zijn karakter • out of charactertot (een) overeenstemming komen/geraken • come to terms, reach an agreement3 overeenstemming tussen stijl en inhoud • harmony between style and content; 〈 met betrekking tot verhouding〉 correspondence between style and contentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overeenstemming
-
6 overeenstemming
♦voorbeelden:partijen tot overeenstemming brengen • concilier des partiestot overeenstemming komen • se mettre d'accordin overeenstemming met zijn principes handelen • agir conformément à ses principeszaken met elkaar in overeenstemming brengen • accorder des choseszijn daden zijn niet in overeenstemming met zijn woorden • ses actions démentent ses paroles -
7 iets niet met zijn geweten in overeenstemming kunnen brengen
iets niet met zijn geweten in overeenstemming kunnen brengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets niet met zijn geweten in overeenstemming kunnen brengen
-
8 square
adj. recht; rechthoekig; quitte; eerlijk; vierkant; loodrecht--------adv. vierkant, kwadraat; rechthoekig; eerlijk, openhartig--------n. vierkant; plein; kwadraat; recht; quitte; eerlijk--------v. vierkant maken; kanten; in het kwadraat verheffen; vierkant brassen; vereffenen; in het reine brengen; overhalen, omkopen; trotseren, onder ogen ziensquare1[ skweə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vierkant4 teken/winkelhaak8 oefenplein/terrein♦voorbeelden:¶ be/go back to square one • van voren af aan/opnieuw moeten beginnen→ magic magic/————————square2〈 squareness〉 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉3 eerlijk ⇒ fair; open(hartig) 〈 antwoord, bijvoorbeeld〉; regelrecht, vierkant 〈 weigering, bijvoorbeeld〉♦voorbeelden:a square chin • een vierkante kinone square metre • één vierkante meterthree metres square • drie meter in het vierkantsquare to • recht(hoekig) opmeet (with) a square refusal • nul op het rekest krijgenget a square deal • eerlijk behandeld wordengive someone a square deal • iemand eerlijk/royaal behandelenbe square with someone • eerlijk zijn tegen/met iemanda square peg (in a round hole) • de verkeerde persoon (voor iets)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 in orde♦voorbeelden:¶ be square with • effen/quitte zijn/staan met; op gelijke hoogte/voet staan metcall it all square • beschouw het als vereffend; we zijn/staan quitte, okay?————————square31 overeenstemmen ⇒ kloppen, stroken♦voorbeelden:1 square to • aansluiten/passen bij→ square up square up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 van een vierkant/vierkanten voorzien6 in orde brengen ⇒ regelen, vereffenen♦voorbeelden:5 square to/with • doen aansluiten bij, in overeenstemming brengen metsquare up one's debts • zijn schuld voldoen→ square away square away/————————square4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:square to • vlak/pal tegenover→ fair fair/ -
9 conformer
conformer [kõformee]1 zich richten (naar) ⇒ zich aanpassen (aan), zich conformeren (aan)1. v 2. se conformer (à)v -
10 régulariser
-
11 match
n. gelijke; opgewassen (zijn; wedstrijd, match; huwelijk; partij; paar, stel; lucifer--------v. aanpassen; passen; een waardige tegenstander; vergelijken; gelijk maken; huwelijken; uithuwelijken; (in computers) het vergelijken van informatiematch1[ mætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 huwelijk5 paar ⇒ koppel, stel (bij elkaar passende zaken)6 lucifer♦voorbeelden:be a match for • opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voorbe more than a match for someone • iemand de baas zijn————————match2♦voorbeelden:1 matching clothes/colours • bij elkaar passende kleren/kleurenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 evenaren ⇒ opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voor♦voorbeelden:can you match that? • kan je dat net zo goed doen?they are well matched • zij zijn aan elkaar gewaagdmatch to • in overeenstemming brengen met -
12 match to
match to -
13 square to/with
square to/withdoen aansluiten bij, in overeenstemming brengen met -
14 accorder
accorder [aakordee]1 in overeenstemming brengen ⇒ doen overeenstemmen, overeenbrengen2 toegeven ⇒ toestemmen, erkennen3 verlenen ⇒ toestaan, toekennen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v2) toegeven, toestemmen3) verlenen4) toekennen [waarde, belang]5) stemmen [muziek] -
15 concordance
concordance [kõkordãs]〈v.〉♦voorbeelden:mettre qc. en concordance avec qc. • iets met iets in overeenstemming brengen -
16 réconcilier
réconcilier [reekõsieljee]♦voorbeelden: -
17 cadrer
cadrer [kaadree]1 overeenstemmen (met) ⇒ kloppen, overeenkomen, stroken (met)♦voorbeelden:ne pas cadrer ensemble • niet bij elkaar passen♦voorbeelden: -
18 abstimmen
abstimmen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 sich miteinander, untereinander abstimmen • met, onder elkaar afspreken -
19 rijmen
1 [rijm hebben; rijm vormen] rimer3 [verzen maken] faire des vers♦voorbeelden:deze woorden rijmen op elkaar • ces mots rimentII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in overeenstemming brengen] concilier♦voorbeelden:1 dat viel niet te rijmen met … • il était impossible de concilier cela avec … -
20 verenigen
1 [samenkomen] se réunirII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [samenvoegen; doen samenkomen] réunir2 [+ met][in overeenstemming brengen] concilier (avec)♦voorbeelden:zij verenigt alle goede eigenschappen in zich • elle cumule toutes les qualités2 zich (kunnen) verenigen met iets • (pouvoir) adhérer à qc.dat kan ik niet met mijn principes verenigen • je ne puis concilier cela avec mes principes
- 1
- 2